2023-06-14
De Oegandese autoriteiten hebben onlangs een wet aangenomen die bijna alles voor lhbt’ers strafbaar maakt, met zware celstraffen en zelfs de doodstraf. Deze mensen hadden ook hiervoor al te maken met stigmatisering, discriminatie en geweld. Hoe ga je als Nederland om met een land dat het bestaan van minderheden criminaliseert en mensenrechten zo duidelijk aan de laars lapt?
Een feministisch buitenlandbeleid biedt de Nederlandse regering handvatten om juist nu pal te gaan staan voor mensenrechten in Oeganda en samen met lokale organisaties weerstand te bieden tegen verdere marginalisering en onderdrukking.
Expliciet feministisch
In navolging van landen als Duitsland, Frankrijk, Spanje, Canada en Mexico noemt het kabinet voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis het buitenlandbeleid tegenwoordig expliciet feministisch. Recent vierde Nederland zelfs het éénjarig bestaan van zijn feministisch buitenlandbeleid door enkele ambitieuze hoogtepunten te publiceren. Maar dit beleid is nu nog vooral een papieren werkelijkheid en nog geen praktijk. Feministisch buitenlandbeleid gaat om het versterken van de rechten en positie van vrouwen en meisjes in al hun diversiteit , met specifiek aandacht voor die groepen die vaak worden buitengesloten of gediscrimineerd.
Dit feministisch perspectief moet een kernonderdeel zijn van ontwikkelingssamenwerking, maar ook van ons handel, defensie, klimaat, asiel- en migratiebeleid. In een wereld waar we op veel plekken een terugslag zien op mensenrechten, zoals in Oeganda maar ook in Afghanistan en Soedan, is dit niet alleen moreel de juiste beslissing, maar ook een bittere noodzaak.
Het is hoog tijd om de daad bij het woord te voegen. Vanuit feministische bewegingen wereldwijd is een aantal principes geformuleerd waar feministisch beleid aan kan worden getoetst. Eén daarvan, waarin Nederland de komende jaren mooie resultaten zou kunnen behalen, licht ik uit: financiering. Geld dus.
Voor een effectieve uitvoering van het feministisch buitenlandbeleid, en dus een toename van gendergelijkheid en versterking van mensenrechten, kan de Nederlandse overheid niet zonder de strategische samenwerking met maatschappelijke organisaties in Nederland en wereldwijd. Het zijn namelijk deze maatschappelijke organisaties die de grondoorzaken van ongelijke machtsverhoudingen en problematische sociale normen en structuren bevechten. Het zijn de mensenrechtenorganisaties die alles op alles zetten om de nieuwe anti-lhbti-wet in Oeganda te bevechten en de lhbti-gemeenschap te beschermen. Het zijn dappere vrouwen en meiden in Afghanistan die opkomen voor het recht op onderwijs. Het zijn Soedanese vrouwenrechtenorganisaties en -activisten die, ondanks dat zij direct aangevallen worden door gewapende groepen, blijven strijden voor gelijke rechten en vrede. Met de juiste steun en samenwerking maken zij van de papieren werkelijkheid de praktijk.
Deze organisaties en activisten kunnen dit belangrijke werk vaak alleen doen met de steun van betrouwbare donoren, zoals de Nederlandse overheid. ‘Fund us like you want us to win’ is niet voor niets een belangrijke slogan uit de feministische beweging. Maar de recent aangekondigde bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking van 3,4 miljard euro staan hier haaks op. Ondanks het voorstel van de coalitiepartijen CDA, ChristenUnie en D66 om toekomstige budgetten naar voren te halen zodat lopende projecten door kunnen blijven gaan, blijven de bezuinigingen als een zwaard van Damocles boven deze cruciale sociale bewegingen hangen. De zogenaamde kasschuif helpt op de korte termijn; op de langere termijn blijft de financiering van de oplopende asielkosten echter op het ontwikkelingsbudget drukken. Dit gaat ten koste van een effectieve uitvoering van ons eigen buitenlandbeleid.
De financiële onzekerheid heeft ook gevolgen voor de geloofwaardigheid van de Nederlandse overheid als >gender champion op het internationale toneel. In internationale fora, zoals de VN en de EU, staat Nederland bekend om zijn voortrekkersrol als het gaat om vrouwenrechten en gendergelijkheid. Met als kanttekening dat deze voortrekkersrol niet strookt met de positie van Nederland zelf op de Gender Gap Index, een belangrijke internationale graadmeter op gendergelijkheid. Nederland staat op plek 28 en is inmiddels ingehaald door landen zoals Rwanda, Litouwen en Albanië. Vooral als het gaat om de financiële zelfredzaamheid en politieke participatie van vrouwen is er in Nederland nog een wereld te winnen. Maar dit even terzijde.
Hoe kan de Nederlandse overheid internationaal blijven beweren de positie van vrouwen en minderheidsgroepen wereldwijd te willen versterken als het tegelijkertijd het maatschappelijk middenveld dat hieraan werkt niet de structurele financiering biedt die het nodig heeft? Eén jaar na de aankondiging van het Nederlands feministisch buitenlandbeleid wordt het hoog tijd dat Nederland haar eigen zaken op orde krijgt en het nieuwe buitenlandbeleid daadwerkelijk toepast. Om internationaal resultaat te behalen op gendergelijkheid en vrouwenrechten moeten we zorgen voor duurzame financiële steun voor organisaties die hieraan werken. Oftewel
put your money where your mouth is. Geld is niet het enige dat telt, maar een sterk en gesteund maatschappelijk middenveld is wel een essentieel onderdeel van een betekenisvol feministisch buitenlandbeleid in de praktijk.